
Tristan Tulen
Autonoom en gedreven
Wie Tristan Tulen spreekt, merkt het meteen: hier staat iemand die precies weet wat hij wil. De schermer uit Brabant begon op jonge leeftijd met zijn sport en werkte zich eigenhandig op tot topatleet. Geen groot budget, geen enorm bekende sport, wél grote ambities. Inmiddels reist hij de wereld rond voor World Cups, coacht hij jong talent, werkt hij als fysiotherapeut én overweegt hij een cursus pottenbakken.





Van basisschool naar Boedapest
Tristan begon met schermen toen hij een jaar of negen was. “Een paar vriendjes van school gingen het proberen, maar ik was de enige die lid werd.” Wat meehielp: een enthousiaste Engelse coach die enorm bevlogen was en hem al snel mee naar wedstrijden nam. “Enige dat soms lastig was voor mij, was om als 9-jarige jongetje in het Engels te communiceren.”
In het begin trainde hij één keer per week, maar al snel schoot het aantal wekelijkse trainingssessies omhoog naar vier of vijf. “In Nederland is de competitie niet zo groot. Als je echt beter wil worden, moet je zelf actie ondernemen.” Dus zocht hij het verderop. In het buitenland volgde hij trainingskampen, sparringsweken met nationale teams en stages in onder andere Zwitserland en Kopenhagen. “Je moet wel lef hebben om daar tussen te stappen, maar je leert er zó veel van. Je traint daar met de grootsten én met je concurrenten. Toch is het de beste, en vaak enige plek, om nieuwe acties uit te proberen. Conclusie is wel dat je in onze sport niet al je moves geheim kunt houden.”
Zwaard van zijn keuze
Tristan begon ooit met een floret, een van de drie olympische wapens in de schermsport. Maar toen de jeugdselectie daarmee stopte, stapte hij over op een degen. “In mijn tweede jaar won ik meteen een wereldbeker onder de 20. Toen dacht ik: oké, dit kan wat worden.” Sindsdien reisde hij voor vijf tot acht World Cups per jaar en dat was best een klus. “Je bent soms weken achter elkaar onderweg. Dat is fantastisch, maar je mist ook dingen. Schooldagen. Feestjes. Normale weekenden.”
Heeft hij daar spijt van? Niet echt. “Ik vind feestjes leuk hoor, zeker. Maar ik heb er gewoon wat minder meegemaakt dan anderen.” In ruil daarvoor kreeg hij iets anders terug: zelfstandigheid. “In een kleine sport als schermen moet je veel zelf regelen. Je hebt niet een heel team van coaches en managers die alles voor je uitstippelen. Mijn broer en ik zijn daar best goed in geworden. Je moet het wiel soms gewoon zelf uitvinden.”
Familiebedrijf Tulen
Tristan komt uit een sportieve familie. Zijn twee zusjes schermden ook, maar zijn inmiddels gestopt. Eén woont in Zwitserland en is fysiotherapeut, de ander is moeder van twee. Zijn ouders? Altijd betrokken, maar op hun eigen manier. “Mijn vader was vroeger de vaste ‘taxichauffeur’ naar grote toernooien. Hij stond klaar met de auto als ik naar Boedapest moest. Geen man die langs de lijn staat te schreeuwen hoor. Hij stond meestal vijftig meter verderop een beetje stiekem mee te kijken.”
Bij tegenslagen trekt Tristan vaak op met zijn broer. “We zijn echt twee handen op één buik. Als je zelf een slechte wedstrijd draait, is het fijn als iemand dat écht begrijpt.” En bij succes? “Dan vier ik het met mijn vriendin, mijn broer, mijn familie. Iedereen leeft mee. Als er een livestream is, dan hangt de hele club in Arnhem wel voor de laptop.”

Geen mascottes, wel pizza
Bijgeloof heeft Tristan niet echt. “Geen mascottes of amuletten. Maar ik ben wel altijd als eerste op de loper bij de warming-up. Dan heb ik ruimte en rust. En het is ook een beetje om te laten zien: ik ben er klaar voor.” Wat wél standaard is bij wedstrijden? Pizza. “Ik ben al m’n hele leven vegetariër. In het buitenland is dat soms ingewikkeld, dus pizza is een veilige keuze. Calorieën zijn het belangrijkste, die moet je gewoon binnen hebben. Vaak met een eiwitshake erbij.” En ijsjes? Die zijn verboden terrein. “Mijn broertje is diëtist. Hij heeft een lijstje gemaakt met dingen die ik niet mag voor een wedstrijd. IJsjes dus, vanwege bacterierisico’s. Ook maïs, want dat verteert niet lekker. Kleine dingen, maar het telt allemaal mee.”
Guilty pleasures en toekomstplannen
Heeft hij ook vrije dagen? “Weinig. Maar als ik een dag niks hoef, geniet ik daar enorm van.” Als hobby fietst hij af en toe, of maakt hij een sudoku. “Maar ik oefen stiekem, want mijn broertje is er beter in. Hem verslaan dat is toch nog wel een doel van me.”
Op zijn bucketlist staan verrassend weinig sportieve doelen. “Ik zou graag ooit nog een master willen doen. Iets in de gezondheidszorg, niet per se fysiotherapie.” En iets creatievers? “Ik heb vroeger pottenbakken gedaan. Ik wil dat wel weer oppakken. Als we hem vragen wat hij de jeugd zou willen meegeven zegt hij: “Ik denk dat je heel lang topsport kan bedrijven als je het zelf leuk maakt. Blijf jezelf ontwikkelen en geniet van het harde trainen. Dan houd je het vol én houd je ervan.”
